erover / er over
We schrijven erover aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord.
- Mira is erover gestruikeld. (= Mira is over iets gestruikeld, bijvoorbeeld over de schoen)
- Laten we erover ophouden. (= laten we over iets ophouden, bijvoorbeeld over het discussiepunt)
- Hij heeft erover ingezeten. (= hij heeft ingezeten over iets, bijvoorbeeld over de problemen van zijn dochter)
- We zijn het erover eens. (= we zijn het eens over iets, bijvoorbeeld over de beste oplossing)
- De spreker weidt erover uit. (= de spreker weidt over iets uit, bijvoorbeeld over dat incident)
Na erover kan ook een dat-zin of een beknopte bijzin volgen. De dat-zin of de beknopte bijzin heeft in zulke zinnen dezelfde functie als een naamwoord.
- Ze verwondert zich erover dat hij zo onzeker is. (= ze verwondert zich over iets, zoals in: ze verwondert zich over zijn onzekerheid)
- Kaneko waakt erover alleen dagverse ingrediënten te gebruiken. (= Kaneko waakt over iets, zoals in: ze waakt over de versheid van de ingrediënten)
In andere gevallen schrijven we er over in twee woorden. Er en over zijn dan woorden die tot een verschillend zinsdeel behoren.
- Wie hangt er over de reling? (over hoort bij de reling)
- Ik sprong er over een muurtje. (over hoort bij een muurtje)
- We weten nog niet wie er overgaat naar het derde jaar. (over en gaan vormen samen het werkwoord overgaan)
→ aaneenschrijven - combinaties met voorzetsels en bijwoorden
Taaladvies.net
→ Aaneenschrijven van combinaties met er, daar, hier en waar (algemeen)
→ Combinaties met er: loze voornaamwoordelijke bijwoorden (algemeen)