zweren (vervoegen)
Afhankelijk van de betekenis wordt zweren verschillend vervoegd.
Vervoeging in de betekenis 'etteren, een zweer ontwikkelen':
- de wond zweert, zijn vingers zweren
- de wond zwoor of zweerde; zijn vingers zworen of zweerden
- zijn vinger heeft gezworen (minder gebruikelijk: zijn vinger heeft gezweerd)
Vervoeging in de betekenis 'een eed afleggen, plechtig beloven':
- ik zweer, jij zweert, wij zweren
- ik zwoer, jij zwoer, wij zwoeren
- ik heb gezworen
- de gezworen kameraden
In de betekenis 'een eed afleggen, plechtig beloven' komt tegenwoordig ook de zwakke verledentijdsvorm zweerde(n) geregeld voor, zowel in België als in Nederland. Toch is er een niet te verwaarlozen groep taalgebruikers die de zwakke vormen nog afkeurt. Daarom is het niet duidelijk of we zweerde(n) in deze betekenis tot de standaardtaal kunnen rekenen.
Taaladvies.net
→ Werkwoorden met een zwakke en een sterke vervoeging (algemeen)
→ Zweren: zwoor / zwoer / zweerde